ARUBA BLOGS
Even voorstellen…
“Aruba Blogs” is de naam van het dagboek dat ik bijhoud, dat “wij” bijhouden beter. Tijdens de vakantie van juli 2007. Om precies te zijn, van 12 juli tot en met 21 juli. “Wij”, dat zijn Rigo, Jelto, Alwientje, Dieuwertje, Veerle en Kris. De laatste twee namen zijn de ouders, en in volgorde (te beginnen vanaf Dieuwertje) zijn de kinderen 18, 17 (A), 13 (J) en 7 (R) jaar oud. We wonen in Halle, 20 kilometer onder Brussel en daardoor de meest zuidelijk gelegen stad der Nederlanden. De “wij-vorm” wijst op het gezin, de “ik-vorm” op mijn eigen eigenlijk te nauwe ervaring. Geschriften vanuit de buik, zonder achteraf veel te veranderen. Vroeger trok ik foto’s van onze vakanties, nu doen de kinderen dat. Digitaal uiteraard. Misschien blijft er meer over als ik het opschrijf. Zo moeilijk kan dit niet zijn. Blogs zijn “in”, maar het is ook maar een technologie, een “commodity”. De basis van elke blog is het geschrift, de inhoud, het geschrevene, het schrijfsel, dat wat je zelf optekent. Daar zit de waarde. Ik heb weinig illusies dat deze blog gelezen wordt. Dat zou wel de bedoeling moeten zijn. Dit zou de kracht van het Internet moeten zijn. Helaas. Ik heb weinig illusies. Dus doe ik het voor diegenen die het toch lezen; weet je, familie, collega’s en vrienden die wat nieuwsgieriger zijn dan anderen. Moet kunnen. En uiteraard ook voor mijn reisgenoten, mijn gezin, ons gezin, mijn “offspring”, onze “offspring”. Dat mag Veerle, -voor wie het nog niet begrepen had, mijn echtgenote- mij niet kwalijk nemen. En dat doet zij ook niet.
Donderdag 12 juli 2007
Aruba is een voormalige Nederlandse kolonie enkele kilometer uit de kust van Venezuela. Eén van de eilanden op de “Caribbean”. De Caraïben waren niet meteen onze reisbestemming voor dit jaar. Toen ik in januari de kinderen vroeg waar we dit jaar naartoe zouden trekken, was het antwoord niet evident. We hebben inderdaad al zoveel gezien in Europa, en de meisjes (voor de ene “lief” incluis) worden al wat oud om onvoorwaardelijk met de ouders op reis te gaan. De oplossing kwam van onze jongste telg Rigo. Hij stak meteen zijn vinger op (hij komt recht uit het eerste leerjaar) en antwoordde op de “reisbestemmingsvraag” onmiddellijk “Caribbean Sea”. Waarom? Hij is een ongecompliceerde fan van Jack Sparrow en de “Pirates of the Caribbean” (films 1, 2 én 3), en hoopte die te kunnen opzoeken. Ik heb hem nooit verzwegen dat de kans klein zou zijn, wegens het hoge filmgehalte van de hoofdrolspeler in kwestie. Eerlijk gezegd en onder ons gezwegen: met zes mensen naar Aruba is geen goedkope zaak. Maar waarom niet? Een laatste reis waarbij alle kinderen nog echt meegaan? Wellicht wel.
Deze morgen zijn we met de wagen vertrokken naar Amsterdam. Onze vlucht gaat morgen vanaf Schiphol. Vanaf juli kan je blijkbaar ook rechtstreeks vanuit Brussel naar Aruba, maar dat was voor wij onze trip boekten. Hoe krijg je 6 personen comfortabel in een wagen? Gebruik de wagen van mijn vrouw, een Renault Espace. Ik ben voor de gratis “page publicitaire” niet betaald, maar de 250 kilometer naar Amsterdam verliepen prima. De wagen werd geparkeerd naast het Ibis hotel nabij Schiphol. We checkten in en trokken sofort met een shuttle-bus naar Shiphol zelf, en vandaar met de trein naar Amsterdam Centraal. Amsterdam is geen “Amsterdamned” meer, naar de gelijknamige film van Paul Verhoeven. Oh ja, een wandeltocht langs de grachten tonen de vele seks- en koffieshops. Dit maakt integraal deel uit van de Amsterdamse binnenstad. Maar er gaat geen vulgariteit meer van uit. Zoals ik het vroeger wel gezien heb. Het is er nu eenmaal, het heeft zelfs iets “aanvaard”, gedoogd door autochtonen (zijn er anderen?) en toeristen. In een pseudo-Italiaanse snackbar genoten we van een dienster die ons in het Engels aansprak en van wie de moedertaal Nederlands bleek te zijn. Amsterdam is meer kosmopoliet geworden dan Brussel. Is dat trouwens zo niet altijd geweest? In Brussel –heb ik de indruk- zijn we door de internationalisering wat ingelopen. Europa? Ja. Maar de wereld? Amsterdam ademt de wereld uit…
’s Avonds vroeg in bed, om uitgerust te zijn. “Het is vakantie, dus we hebben alle tijd”. Op een bevreemdende manier lijken de kinderen niet te kunnen vatten dat papa deze uitspraak doet. Papa heeft zelden tijd, en waarom dan wel op vakantie? Het komt hen echter als een geruststelling uit. Ik kan de slaap niet vatten, dus wordt de “Red Baron” bar van het Ibis hotel mijn slachtoffer. Iedereen slaapt ongeveer in de kamers 1426 en 1428 en ik zet mij op een kruk met een drankje dat Morpheus snel zal doen afzakken. Een te Amerikaans klinkende Canadees die een tussenstop maakt op weg naar een olieveld in Saudi-Arabië, houdt mij nog even op. Maar ook hij geeft het na een tijdje de (petroleum)brui aan.
Vrijdag 13 juli
Dit is niet enkel vrijdag de dertiende. Het is de dag van het onnoemelijke wachten. De eerste douche was in het hotel, ’s ochtends om fris aan de vliegreis naar Aruba te beginnen. Op Schiphol werd het een koude douche: 2 uur vertraging voor de vlucht. “Het is vakantie, dus we hebben alle tijd”, wordt plots bewaarheid. In plaats van het vertrek om 11u20 wordt het 13u35. Rondzwerven op de luchthaven, even iets eten, file doen aan de check-in en bij de veiligheidsmaatregelen. Het geeft een Zen-gevoelen. Ik heb dit vroeger geleerd van een collega. Laat dit over je komen, laat dit je overkomen. Aanvaard het gewoon, je kan er toch niets aan veranderen. Maak van de nood een deugd. Lang in de luchthaven zitten wachten, wordt op onvolprezen manier een levensles. Ik geef ze graag door aan de kinderen, die weliswaar eerder van verveling dan van filosofische “tractaten” horen. Ik kan erin komen.
Het wachten verergert op het vliegtuig. Een negen uur durende vlucht zegt enkel mij iets. Beroepshalve weet ik wat dit is. Dit jaar was ik nog in Mumbai (het voormalige Bombay, in India) en dat is ook 8 uur het vliegtuig op. Met kinderen wordt het iets anders. Langzamerhand beseffen zij wat negen uren gekluisterd in een cilinder 10 kilometer boven de Atlantische oceaan betekent. Hoe bestrijd je verveling? Kruiswoordraadsels, eten, het boordpersoneel bellen voor een drankje, game boy, video: het wordt een opeenstapeling van helende effecten. Of het echt helend werkt, weet ik voor als niet. De tijd tikt in ons voordeel. In het vliegtuig weerklinkt halfweg plots een zachte mondharmonica. De passagiers vullen elk voor zich de tijd op. We komen in de buurt van de “Caribbean” eilanden, ook al blijft er nog 4000 kilometer te vliegen. We bereiken Aruba om 17h lokale tijd. In ons ecosysteem is het dan 23u ‘s avonds. We maken ons dus op voor een “nachtje door”. Dat zint de kids wel. Inchecken in het “Rennaissance” hotel verloopt zonder moeilijkheden en de kamers vallen mee, ze zijn zelfs met elkaar verbonden en dus maken we van de twee kamers één grote gezinskamer. Kamernummer 2212 en 2214 smelten samen. Na de hotelkamer-formaliteiten slaat de nieuwsgierigheid toe. Elke toerist kent dit wel. De buurt verkennen. Dat doen we dus als kuddedieren. Op restaurant ‘s avonds (het “Waterfront House”) even later gebeurt het onvermijdelijke. De slaap slaat toe. Dus duiken we in lokale tijd gesproken uitzonderlijk vroeg in bed. De klok staat op 21u.
Zaterdag 14 juli
Het eerste ontbijt op lokale bodem. En we waren vroeg uit de veren. Helemaal aangepast aan de nieuwe tijd zijn we nog niet. Het ontbijt in buffetvorm doet de borden vollopen. De ogen zijn groter dan de buik, om het met een mooie Vlaamse uitdrukking te zeggen. Even ronddwalen in de hoofdstad (Oranjestad dus); dat is snel voorbij. Voor shopping zijn er maar twee mogelijkheden. Ofwel een “hotel-mall” (duur) ofwel Main Street met plaatselijke handelaars (goedkoop). Oranjestad doet bijzonder Amerikaans aan. Het lijkt Miami wel, maar dan in het infinitesimaal kleine. Het stikt hier ook van de corpulente Amerikanen met nasaal stemgeluid. Je vraagt je af waar de Nederlanders zijn. We leren ondertussen dat Aruba een eigen “parlamiento” heeft, dat het staatshoofd de Nederlandse koningin is (vertegenwoordigd ter plaatse door een gouverneur), dat er 100.000 inwoners zijn, dat het Nederlands de eerste officiële taal is op school en dat het “Pappiamento” (de oorspronkelijke taal, een merkwaardige mix van Spaans, Frans, Engels en Nederlands) recent ook verheven is tot officiële taal. Het lijkt een beetje op Belgische compromissen, dus voelen we ons op dit kleine eiland (ongeveer 29km lang op 9km breed) al thuis. De namiddag brengen we door aan het zwembad en aan het kleine privé-strandje van het hotel. Relaxerende rust, afgewisseld met een eerste duurloop van een 1/2uur. Niet evident. Het weer is zwoel en zwaar, constant warm, één dag per jaar een regenbui en voortdurend wind. Lopen moet je dus rustig doen. Voor het avondmaal belanden we –na raadpleging van de lokale restaurantgids- in de “Aruba Fondue”. Kaas, vlees, vis; we eten ons buikje rond. De jetlag is echter nog niet verdwenen. Plots vallen we allemaal met de minste grappige opmerking in een “slappe lach”. Een “jetlach”, gibbert Dieuwertje. Het hek is van de dam. We geraken het lachen niet meer uit. Vakantie op z’n best en opnieuw vroeg in bed.
Zondag 15 juli
Het hotel heeft geen eigen strand en dus hebben de eigenaars bezit genomen van een eilandje een vijfhonderd meter uit de kust. Daar kan je met een bootje naartoe gebracht worden. Aruba heeft enkel openbare stranden, op één uitzondering na: het Renaissance eiland. Het is een “two way ticket to paradise”. Witte zandstranden, palmbomen die wat schaduw bieden, leguanen, flamingo’s, een hele kooi papegaaien (“Parrots of the Caribbean”… zegt een grappige papa), azuurblauw doorzichtige zee; enfin, wat de reisboekjes ons voorhielden, werd bewaarheid. De hele dag stond dan ook in het teken van zwemmen, snorkelen, zonnen, soezen, bruinen –of voor sommigen “rood verbranden”- en het zalige “dolce far niente”. Maar aan alle sprookjes komt een einde. Ook aan deze dag. Tijdens de overtocht terug naar het hotel bespreken we al de plannen voor de volgende dagen. Zelfs tijdens vakantie slagen we er niet in toch wat te plannen. Zonde, maar we kunnen blijkbaar niet zonder enige vorm van organisatie of afspraken. Waarom kan ieder gewoon zijn/haar ding niet doen? Het is toch echt vrijaf. Tja, morgen huren we een wagen, we gaan door het eiland trekken, en…. Ik stop met plannen.
Uit eten, maakt integraal deel uit van onze vakanties. We willen de culinaire geneugten van al onze vakantiebestemmingen grondig doorvoelen. Daarom boeken we geen “all in” vakanties, want dan ben je gekluisterd, ja zelfs gekerkerd in je hotel. Meestal komt dit ons ook wat goedkoper uit en je hebt ten minste meer gedaan dan in het hotel verbleven. Onze keuze viel op ¿Que Pasa? – een oud Arubaans herenhuis (stel je er toch maar niet teveel van voor) in het centrum van Oranjestad dat door enkele jonge rasechte Nederlanders werd omgebouwd tot een restaurant. We vinden er lokale specialiteiten zoals “Grouper” vis en gaan gretig in op deze plaatselijke suggesties. De avond eindigt zoals op de meeste vakanties. Met de drie oudste kinderen installeer ik mij aan het hotelzwembad en spelen kleurenwiezen.. Mama en Rigo kaarten apart, “spelletjes voor twee”. Deze jetlag behoort definitief tot het verleden.
Maandag 16 juli
Het ontbijt is gelukkig uitgebreid genoeg om wat variatie in te brengen. Ik haat hotelontbijten, omwille van het vaak monotone en variatieloze menu. Maar tussen de leguaantjes, salamanders en duiven buiten is het wel wat anders. Alwientje heeft een abonnement op de Arubaanse salsa, een omelet met allerhande ingrediënten naar keuze. Ik sluit er mij moeiteloos bij aan. We pikken de huurauto op, een “mini van” (busje) voor 10 personen. We hebben ruimte zat. Iedereen heeft uitgebreid plaats en ook alle bagage kan er ten overvloede in. Dat is ook nodig. We trekken immers naar het zuiden van Aruba, naar “Baby Beach”. Een ongerept natuuroord waar albatrossen in grote schare op jacht zijn naar vis en waar je tot enkele honderden meters ver in zee kan stappen en nog maar tot je middel in het water staat (vandaar de naam : zelfs een uk kan heel ver in zee). Het snorkelgerei komt goed van pas, evenals de strand-handdoeken en de liters zonnebrand-olie. Smeren is hier imperatief. Je zit amper 10° boven de evenaar en op de middag staat de zon in het zenith. Daar ontsnapt een blanke niet aan. Met zout tussen de tanden van het vele zeewater trekken we verder. Nu het binnenland in, doorheen het Arikok natuurpark. Tot onze ontzetting liggen de wegen er amper verhard bij. Het wordt een bompige tocht doorheen een dor nationaal park, dat roodzanderig oogt met vele cactussen. Een desolaat landschap dat zindert in de hitte. Op het einde ligt een stukje kust dat best de moeite waard is met de tegen de rotsen springende witte golven. Dit zou het decor van een Holywoodfilm kunnen zijn. Onze huurauto –een oude Hyundai met heel wat krassen, piepende geluiden en een sputterende automatische versnelling- houdt het wonderwel uit. We picknikken in het noordelijke punt van Arikok en rijden dan doorheen het land naar Oranjestad. Nog een duurloop van een ½ uur en dan klaarmaken voor de Aruba BBQ in het hotel. Ondertussen is mijn een pees in mijn linkervoet serieus gaan ontsteken en wordt stappen plots heel moeilijk. Op vakantie elke dag sport doen, is er voor 45-jarige wat teveel aan. Dat moet ik ootmoedig toegeven. We zullen de komende dagen moeten opletten voor overdreven sportieve inspanningen. Elke dag seks kan wel, elke dag sport niet. Het zijn vakantielessen. De overpeinzingen verdwijnen bij het kaarten. Tijdens het kleurenwiezen vallen “abondancen” en “miseries”, de tegengestelden van het leven.
Dinsdag 17 juli
Tweede dag huurwagen en daar maken we gretig gebruik van. We rijden naar het noordelijkste punt van het eiland, tot aan een vuurtoren die de boten beschermt tegen de ruwe rotskust van Aruba. Lang duurt de tocht niet; op twee dagen heb je heel het eiland met de wagen gezien. Het is een opvallend verschil met vroegere eilanden die we bezochten, zoals Corsica en Sicilië. Ten noorden hier ligt een golfterrein waar geiten er lustig op los grazen en je vindt er de mooiste riffen en dito snorkelplaatsen. De kinderen kiezen voor de luxe van de grote Amerikaanse hotels die er welig tieren, zoals onder andere Marriot, Radisson, Riu en Hyat Regency. Zwemmen en zonnen. Het zalige nietsdoen keert weer en maakt ons loom en weerloos tegen de luxe van de stranden en hotels. Twee uur na de middag stoppen we dan toch aan een lokale supermarkt (niet veel soeps en gerund door Chinezen) om proviand in te slaan. Aan het “Shallow Reef” picknikken we, net zoals de dag voordien. Een broodje uit de hand en sardientjes uit blik met een lepeltje, met een ijsthee (de echte, zonder suiker) als drank. Meer moet dat niet zijn. Onder de loden zon is het genieten van eenvoud. Terug in het hotel wacht het gebruikelijke zwembad, waar vooral de jongste telg een fervent gebruiker van is. Nog wat lezen en bloggen; de namiddag rond zachtjes af. De avond heeft nog een verrassing in petto. In een culinaire gids had ik gelezen over “Le Dome”, het beste restaurant van Aruba. Dat mochten we niet overslaan. “Le Dome” serveert een Belgisch-Franse keuken. Hoe ze het doen, weet ik niet. Maar op de kaart staan Vlaamse karbonaden, Zeeuwse mosselen, Dame Blanche en Hasseltse koffie. Belgisch eten in de Caraïbben, het is een aparte ervaring. Onze thuisgebleven restauranthouders moeten voorlopig niet vrezen. “Le Dome” is een goede eetgelegenheid en ze doen er mateloos hun best om top te zijn. Maar ze zijn het niet. De bediening is slijmerig en commercieel US-like, de porties van de maaltijden zijn niet altijd goed uitgemeten (vaak veel te veel) en de mosselen worden er –op aanraden van de lokale sommelier- geserveerd met…rode wijn. De avondbar en het kaarten moeten troost brengen. Dat lukt wel. Alhoewel een Bacardi Cola hier smaakt naar een Bacardi Cola in mijn stamcafé thuis (dat is dan Concordia K’Fé). Ik heb een “déjà-bu”, enkel misschien met wat meer ijs.
Woensdag 18 juli
Aruba beschikt over drie industriële activiteiten; een olieraffinaderij, een waterwinningsfabriek en een brouwerij “Balashi” genaamd. De waterwinningsfabriek is uniek. Een slimme Nederlander (contradictio in terminis?) vond een procédé om snel zout water te ontzilten en er drinkbaar water van te maken. De Arubanen zijn trots op hun water, het beste ter wereld en uit het kraantje drinkbaar. Het is enkel altijd lauw, want de waterleidingen liggen bijna boven de grond en daardoor wordt het water nooit koud. Als je het van de kraan aftapt en dan een nachtje in de frigo laat koelen in een Spa-fles, dan merk je het verschil met ons mineraalwater niet. Een straffe stoot. Water is dan ook ongeveer het enige wat Aruba uitvoert, samen met Aloëvera, een plantaardig product dat je in cosmetica terugvindt. Al de rest van de goederen wordt via havens en luchthaven ingevoerd, want Aruba beschikt over weinig eigen grondstoffen. Net voorbij de waterwinningsfabriek ligt het “De Palm Island”, een pretpark in het klein. Als volleerde toeristen namen we de overzetboot en meerden op het eilandje aan. Het bleek alvast een uistekende snorkelplaats te zijn, waar je van dichtbij zeldzame en vooral kleurrijke vissoorten –waaronder de “blue parrotfish”-van heel dichtbij kan bekijken. Snorkelen is echt mijn vakantiesport geworden. Al gauw lig je twee uur en enkele kilometers in het water, steeds met Jelto in de buurt. Wij zijn overigens deftig uitgerust: duikbril, snorkel met terugslagklep, zwemvliezen en een drijfvest (die je af en toe moet bijblazen). Enig gevaar is de zon, die verraderlijk brandt op de schouders. Snorkelen met een T-shirt brengt soelaas. Op het eiland is er een waterpark, met glijbanen (in mijn dialect heten –zeg niet “noemen” of Dieuwertje zal je verbeteren- dit “tubes”) en andere attracties. De jongste spruit is er niet van weg te slaan. Wel twee uur schuift hij de ene na de andere glijbaan door. Het park sluit om 17u30, en iets tevoren nemen we de boot terug. Hop opnieuw de huurwagen in en terug naar het “Renaissance Resort”. Onze voorlaatste avond uit eten mocht iets speciaal zijn. Dat werd het ook, ten minste als decor. Het “Pirates Nest” is een nagebootst restaurant in vorm van een piratenboot. Dat had u goed geraden. Piraten waren hier vroeger inderdaad schering en inslag. Op Aruba moest alles immers ingevoerd worden –dat heb ik al uitgelegd- en rijk gevulde schepen met onder andere goudladingen deden het eiland aan. Een prooi voor kapers en piraten. Van op het terras van “Pirates Nest” kan je een schitterende zonsondergang meemaken. Die gaat wel snel, want hier kort bij de evenaar gaat de overgang van licht naar klaar bijzonder vlug. Hier komen de trouwkoppels op af. Een weetje: op Aruba brengen jaarlijks 55.000 koppels hun wittebroodsweken door. Het eten deze avond zelf was van mindere kwaliteit, met te droge kip, te rubberachtige langoustines en een veel te hete cocktailsaus. Het dessert slaan we wijselijk over, wellicht wegens te weinig “afrodisiaque”. Ook dat leer je op vakantie ; je kan niet alles hebben. Later op de avond wordt het kleurenwiezen wat bitsiger. Er komt geen kaart uit. Ongeluk in het spel, geluk in de liefde. De kinderen hebben het daarop niet begrepen. Ik leg uit dat kleurenwiezen een tactisch spel is, waarbij onderhandelen en praten voor het eigenlijke kaartspel minstens zo belangrijk is als het kaarten zelf. Er is nog nooit zo zwaar onderhandeld geweest als deze avond.
Donderdag 19 juli
Tempus fugit. De tijd vliegt. Zonder het goed te beseffen, is dit onze laatste volledige dag op Aruba. Hoog tijd om aan souvenirs te denken. We duiken de binnenstad en “Main Street” in, een wirwar van kleine winkeltjes met allerhande koopwaar. Er is niets wat je op Aruba niet kan vinden: schoenen, prularia, shorts en ander aangekeeld textiel, Cubaanse sigaren, drank, poepchique “stores” zoals Louis Vuitton, noem maar op. We kuieren een halve dag door dit winkelparadijs en vergelijken kwaliteit en prijzen. Uiteindelijk gaan we door de knieën. De laatste dollars (op Aruba bestaan geen €, wel Arubaanse gulden of Florijnen en dollars) gaan eraan. Het thuisfront kan op beide oren slapen; de souvenirs zullen er zijn onder vorm van mokken en T-shirts. Traditioneel kopen we voor onszelf ook een aandenken. Dat zal onze bar in de living thuis sieren, net zoals de andere aandenkens van vroegere reizen naar Portugal, Sicilië, Corsica, Dubrovnik, en zovele andere plaatsen meer. Ik hou het shoppen niet zolang vol als vrouw en kinderen. Op de hotelkamer kan ik een Internetverbinding versieren. 10 dollar voor 24 uur. Dat komt mooi uit. Ik kan niet aan de verleiding weerstaan om mijn thuismail en mijn Capgemini mail te checken. 152 mailtjes op de de Capgemini mailbox (of postdoos in goed Nederlands); dat valt mee. In normale omstandigheden –buiten de vakantie dus- zijn er dat een 120 per dag. De kinderen zien ook hun kans schoon. Zij checken elk hun mail en sturen wat elektronische “groeten uit Aruba” naar familie, vrienden en kennissen. De oude ansichtkaart heeft afgedaan. Aruba of niet, 9.000 kilometer van huis of niet; er zijn geen afstanden meer. Een enkeling antwoordt op mijn mailtjes. Die heeft warempel geen verlof. Zo gaat dat. Als je met vakantie bent, heb je alras de indruk dat iedereen vrijaf heeft. Gelukkig blijven er op het thuisfront nog enkelen aan het werk. Dat doet de wereld draaien. Vanaf volgende week woensdag behoren we weer tot de werkende soort. Maar dat stoort mij vooralsnog niet.
Een deel van het hotel hebben we nog niet bezocht. De ontsteking aan mijn linkervoet is nog niet helemaal voorbij, dus zoeken we de fitness-ruimte op. Dieuwertje en Jelto niet, die gaan hun jogging doen. Met Alwientje kruip ik op een staande fiets en begin te pedaleren. Een programma van 30 minuten met wat bergop middenin. In de gekoelde sportkamer begin ik na een 10tal minuten serieus te zweten. Lopen of fietsen; een inspanning is een inspanning. Mens sana in corpore sano. We doen er nog enkele krachttoestellen bij en lopen buiten het hotel nog even uit. De inspanning afbouwen. Dat vermijdt stijve spieren de dag daarna. Die stijve spieren willen we vermijden omdat we morgen terugvliegen, tegen de tijd in. Voor het avondmaal blijven we in het hotel. Het laatste avondmaal in Oranjestad, een Mexicaanse grill met taco’s en nacho’s. Een muziekband met brede hoeden brengt de Zuidamerikaanse sfeer erin. De laatste kaartavond ook. Ik bespaar de kinderen het feit dat ik moet neerschrijven wie na 5 avonden het meeste punten bij elkaar kaartte.
Vrijdag 20 juli en zaterdag 21 juli
We pakken in. Ik ga graag op reis, maar keer even graag weer naar huis. Onze bustransfer vertrekt om 13u15, dus springen we gauw nog een pizzeria binnen om de inwendige mens te versterken. Om 13u15 volgt de ontnuchtering. Het vliegtuig heeft 5 uur vertraging, dus de bustransfer komt er maar om 18u15. Het brengt opnieuw iets Zen teweeg. Je kan hier niets aan veranderen dus moet je het laten gaan, het ondergaan zonder veel vragen of woede. De gelijkenis met de heenreis is treffend. En toegegeven, er zijn slechtere plekken dan een luxehotel in Aruba om op reis even vast te zitten. We maken van de nood -nou ja- een deugd en installeren ons aan het zwembad. We krijgen er dus een extra namiddagje bij en bovendien kunnen we straks in een aparte kamer ons nog even verfrissen en een douche nemen. Het inchecken op de kleine luchthaven gaat heel snel. Toch wordt het opnieuw wachten in de grote wachthall van de luchthaven. Het vliegtuig van ArkeFly –een dochtermaatschappij van TUI, vermoed ik- komt maar pas uit Amsterdam aan om 21u. We stappen in en vliegen 18 minuten naar Curaçao, een tussenhalte typisch voor Sunair-charters. Op dit ander eiland van de Nederlandse Antillen moeten we uitstappen en anderhalf uur wachten, want het vliegtuig moet gepoetst worden, bijgetankt en een nieuwe crew moet aan boord gaan. Tijd om mijn Aruba-blogs bij te werken. Eindelijk stappen we definitief in, richting Nederland, voor een vlucht van 9 uren. Ik weet dat ik op het vliegtuig best slaap, want eenmaal in Amsterdam moet ik met de wagen nog terugrijden naar Halle, onze haardstede. Dus wil een jetlag vermijden. Na een uur vliegen en na de eerste maaltijd neem ik een zachte slaappil, met een blik wijn. De wijn op deze vluchten wordt als experiment in blik geserveerd, en eerlijk gezegd stoort mij dit niet. Ik raad vrouw en kinderen de slaappil als oplossing voor de jetlag niet aan, maar het is wel aangenaam efficiënt. Ik slaap 6 uur rechtopzittend, met kleine tussenpozen van slapend wakker. “En tous cas”, het helpt. De Boeing 767-300 zet zich netjes neer op Schiphol. Bagageband leegmaken, en de zoveelste “security check” langsgaan. De veiligheidsmaatregelen waren gedurende de hele reis draconisch: schoenen uitdoen, speciale check van de PC, een drugshond bij aankomst in Aruba, en nu zelfs de valiezen opnieuw door de scan na de bagageband en voor je de Nederlandse douane door kan. Tot onze tevredenheid staat de wagen nog steeds trouw te wachten op de parking van het Ibis hotel, en hij start ook na een week buiten stilstaan meteen. We rijden naar huis. De kinderen vallen in de auto meteen in slaap. Veerle houdt mij fysiek en mentaal gezelschap; zij blijft wakker. Ik zet mijn verstand op oneindig (ik ken de weg bijna uit het hoofd door de vele verplaatsingen naar Capgemini Utrecht) en rol over de autosnelwegen. Op Hilversum Radio 1 luister ik naar het verslag van de tijdrit in de Tour de France. Een heel klein beetje komt het vakantiegevoelen al terug…
Deze blog werd geschreven door Kris Poté.
Reacties zijn altijd welkom op potekris@hotmail.com of kris.pote@capgemini.com