The Canada Chronicles 2K18

De eerste twee weken van juli 2018 trokken we naar Canada, voor een rondreis van, inderdaad, twee weken. Rigo, Veerle en ik. Met drie, licht bepakt om vlot te reizen (bij mij zijn dat twee stuks handbagage) van Toronto tot Vancouver. Stap mee in de hedendaagse realiteit van Canada in het begin van de eenentwintigste eeuw…

Zondag 1juli

Eerst nog lunch in Buizingen (restaurant Den Ommegang, aan te raden voor de gevarieerde kaart en de ruimte apart achteraan waar je met 8 rond een grote tafel kan zitten), met dan in de namiddag het gezapig pakken van de koffers. Om 18u  vertrek met de wagen naar Schiphol (oudste zoon Jelto was zo vriendelijk ons daar af te zetten), afslag Amstelveen recht naar het IBIS Budget Amsterdam South hotel voor de nacht. Nog snel enkele bitterballen en een glas Brand Heerlandschen Oudste bier voor het slapengaan en in bed.

Maandag 2 juli

Geruisloos met een Tesla-taxi naar de luchthaven, vlotte check-in en veiligheidscontroles, en een rustig Nederlands ontbijt in de KLM-loge (lange vluchten doen we in “business” voor het comfort). Om 12u stipt de bijna 8 uur lange vlucht naar Toronto op met de uitspraak :”Canada, here we come”. Het wordt voor ons de eerste keer bij de Noorderburen van de Verenigde Staten, waar je enkel een geldig reispaspoort en op voorhand ingevulde ESTA nodig hebt. De grenscontrole op de luchthaven van Toronto ging dus snel. Enkel aan de bagageband was het lang wachten. Onze vlucht was immers een Jet Airways vlucht, van Delhi naar Amsterdam en zo naar Toronto. Indiërs nemen gaag tonnen bagage mee en dat was eraan te zien. Tijdens de vlucht had ik trouwens meerdere malen de indruk naar India te vliegen : een menukaart met grotendeels Aziatische curry’s, Indische bediening, en een bak vol Indische passagiers. Die gaan toch niet voor toerisme naar Toronto, of toch? Misschien wel om zoals wij de Niagara Falls te gaan bezoeken ? Wat het ook weze, het verblijf aan “bagage belt” was zo een moment van “waar was je toen… de Belgen op het WK voetbal in Rusland tegen Japan 0-2 achterkwamen, even snel weer gelijkmaakten (Vertonghen en Fellaini) en uiteindelijk wonnen met een goal van Chadli ?” Een goede vriend hield ons op de hoogte via SMS en hij had zelf bijna de tijd niet om de doelpuntenstorm deftig door te sturen… Enfin, dan toch aan de bagage geraakt (drie kleine koffertjes) en sofort bij Alamo de wagen gaan ophalen, een witte Subaru SUV.

Anderhalf uur rijden naar de “Falls” in een onbekende wagen, op een onbekende weg, met een sputterende GPS op de mobiele telefoon (Maps.me), op een drukke autosnelweg met al nu en dan eens een stevige stortbui, en met een tijdsverschil van 6 uur in het lijf : er zijn plezantere manieren om een vakantie relax te beginnen… Enfin, bij het stadje Niagara Falls (nou ja, stad met heel wat wolkenkrabbers die met hun casino’s wel wat weg hebben van een “klein Las Vegas”) dadelijk ingechecked in reuzenhotel “Hilton Falls”, en op de kamer een werkelijk adembenemend uitzicht op de “Niagara Falls” langs US en langs Canadese zijde : met zo’n panorama hoef je de “Falls” niet meer beneden te gaan bezichtigen. Dat deden we toch, met als gevog natte kleren van het opwaaiende nevelwater van de watervallen. Ruitenwissers op bril en fototoestel komen hier van pas. In het Italiaanse restaurant Pranzo nog gauw wat gaan avondeten met een Canadese pizza (peperoni, ui, gebakken spekreepjes, paddestoelen en tomaat zo rood als de Canadese vlag), begeleid door een Nutty Belgian (cocktail op basis van chocoladecream, vodka en een zoete likeur : op de lokale kaart naar aanleiding van het WK voetbal) en het bitterste zwarte bier ooit uit Ontario : Stranger Than Fiction (what’s in a name?). In bed in het hotel dan nog verdorie de hele match van de Belgen bekeken op één of andere Canadese sportzender met de naam  Sportsnet Central, en rond 10u al gaan slapen, in het besef dat in België dan om 4u ’s nachts er wellicht nog wel wat nachtbrakers de “historische” overwinning aan het begieten zijn met gewoon heerlijk helder… “Belgium”.

Dindsdag 3 juli

Om 8u iedereen monter wakker (zonder voorlopig al te veel jetlag) voor de Subaru-rit terug naar Toronto International Airport. Onderweg valt op hoeveel wijngebieden er in de streek zijn :in Canada wordt dus ook wijn gemaakt en gebotteld. Nooit echt goed beseft. Blijkt dat deze streek hier tussen Toronto en de Niagara Falls een belangrijk wijngebied van Canada is, een erfenis van de Fransen. Je vindt hier wijndomeinen met minstens originele namen zoals Megalomaniac Vineyards, maar ook wat meer normale namen zoals Redstone Winery of Peninsula Wine Estate. Om 12u vlucht naar Calgary met Air Canada, vijf uur vliegen en nog twee uur erbij in tijdsverschil (12u ’s middags in Calgary is in België 20u ’s avonds).

Calgary organiseerde in 1988 de Olympische Winterspelen, en dat is in de stadsarchitectuur nog te merken. En ook wel aan de povere 15 graden warmte… ideale temperatuur weliswaar voor een fikse wandeling langs China Town (is er één stad in het Noorden van Amerika zonder ?), over de Bow River (een echte bergrivier met helder klaterend water) de heuvel op, langs Prince’s Island park en de Eau Claire Market terug de binnenstad in. Tijd dus voor het avondmaal in het hartje van de stad : in een ware reuzesaloon (The Guild, genaamd naar de organisatoren van de jaarlijkse “cowboy fair” hier, de Stampede -vandaar ook op de bussen de boodschap Happy Stampeding-) een fikse burger om honger en jetlag te verslaan. Trouwens, de jetlag liet zich rond 10u wel voelen. Reden genoeg om het bed van ons Delta by Marriot hotel in te duiken. Toch dit als weetje. De wolkenkrabbers zijn hier allemaal verbonden met “passerelles” of gesloten loopbruggen, zodat je de stad kan doorkruisen binnen de warmte van de buildings. Daarbinnen zijn allerhande winkeltjes en eetgelegenheden. Bij koude temparaturen kan dit inderdaad van pas komen. Een origineel bovengronds netwerk van alternatieve wegen dat ik nooit eerder in welke stad dan ook zag.

Woensdag 4 juli

Ik besef zojuist dat we eigenlijk niet op vakantie zijn, maar eerder op hoogtestage : Calgary ligt op iets meer dan 1000 meter hoogte ! Dat neemt niet weg dat het hier ook kan regenen en het amper 11 graden is ’s morgens. Niet kunnen uitslapen en daarbij grijs weer buiten  : minstens één van ons kon bij het “farmer’s breakfast” in het hotel zijn ochtendhumeur niet verstoppen. Wat doet een mens dan ? Juist, de trein (hier de C-Train) nemen om ruim buiten de stad het Olympisch stadion (het Mc Mahon Stadium) te gaan bezoeken, nu een “Canadian football”-tempel van de Calgary Stampeders. Daarna terug naar de stad en bezoek aan het grote plein waar de jaarlijkse Stampede plaatsvindt, met dito Olympische ijshal. Daar hadden we even “chance”. Normaal mag je de Saddledome (met een capaciteit van 20.000 toeschouwers en de thuishaven van Team Canada, de nationale ijshockeyploeg) niet binnen, maar wij konden stilletjes aansluiten bij een groep Zwitserse “toeristen-ijshockey-fanaten” en kregen een geleid bezoek doorheen de catacomben, perszalen, kleedkamers en de centrale vloer (normaal een ijspiste, buiten het seizoen een ruimte voor concerten en evenementen). Een indrukwekkende rondleiding met een commerciële “performance” van Rick, de rondleider bij wie alles in de hall “historisch” en “fantastisch” was. Wel wat overdreven voor een zaal die meer gelijkt op Vorst Nationaal dan iets anders. Obligaat is in Calgary het bezoek aan de 190 meter hoge Calgary Tower, wat we dus ook deden. Terug in het hotel tijd voor actieve sport, wat anders dan -in deze stad van de Winterspelen-  drie kwartier …langlaufen in de fitness room.  Zo blijf je helemaal in de sfeer en thema van de dag. Afronden deden we in het River Café, bekend van het lijstje beste 25 restaurants van Calgary  en van het lijstje beste 100 restaurants in Canada. Terecht, Europese culinaire klasse in het bord maar de zeer Amerikaans aandoende bediening moet je er wel bijpakken. Calgary drijft op Europese en Aziatische origines, en alles wat je hier vindt, is ook ooit uitgevonden op het Oude Continent. Dat beseffen ze hier maar al te goed : hier is 1880 wat bij ons de Middeleeuwen waren. Dat zie je aan de vele monumenten en “memorials” die aan het ontstaan van de stad zowat 140 jaar geleden doen herinneren.

Donderdag 5 juli

De uitspraak van de vakantie lijkt geboren ! “Calgary ligt op 3000 meter hoogte”, verklaarde mama gisteren stellig. Meer dan een volle dag hebben Rigo en ik dit gewoonweg voor waar aangenomen, tot ik bij aankomst in Banff vroeg op welke hoogte dit ski-oord lag : 1400 meter met pieken tot meer dan drieduizend meter. Tja… Bij het diner vroeg ik dan nog eens hoeveel meter we dan eigenlijk tijdens de rit van Calgary naar Banff gezakt waren en dat bleek zo maar even 15 meter per kilometer rijden. Onmogelijk dus, en pas dan is onze Euro gevallen. Calgary ligt op 1000 meter (ik heb mijn blog gauw aangepast ?) en we zijn naar omhoog gereden in plaats van gedaald. Mama begrijpt nog steeds niet waar ze die uitspraak heeft gehaald.

Alle gekheid op een stokje : we zijn vandaag van Calgary naar Banff gereden, na met twee uur vertraging de auto opgehaald te hebben bij Alamo (we kregen ter compensatie voor het wachten een halve tank benzine aangeboden). Die auto -een quasi nieuwe Kia Sportage met voldoende ruimte- wordt ook wel een beetje ons verblijf de komende dagen tijdens onze road-trip. Vlotte rit (anderhalf uur langs de Trans Canada Highway) en na het inchecken in het prachtig gelegen Juniper hotel (wat een uitzicht alweer op de Rocky Mountains), dadelijk een bezoek aan Banff stad, een toeristisch druk mierennest. Wandeling door de stad (met aankoop zonnebrillen en petten), langs de Bow-rivier en de Bow Falls en via het iconische Fairmont Banff Springs hotel terug naar de wagen. Om 17u met z’n drieën duurloop -elk weliswaar zijn eigen afstand en tempo- en dat valt niet mee op 1400 meter hoogte (sic), bij 29 graden Celcius en onder een brandende zon. In Canada rekenen ze in Celcius en kilometer (niet in Fahrenheit of mijlen), maar voor hun vloeistoffen in Amerikaanse maten (ounces). Raar. Het Juniper hotel heeft een leuke eetbistro (Rigo en ik bestelden een bizonschotel) en dat was ook de eindbestemming van vandaag. ’s Nachts rijden de hoornblazende ultra-lange diesel-vrachttreinen door de stad en dat kan je horen (de hoorn dus). Je waant je echt in de Canadese Far West !

Vrijdag 6 juli

Gisteren had ik de manager van het hotel al gevraagd of om 12u in de Bistro het TV-scherm niet kon afgesteld worden op de match van de Belgen tegen Brazilië. Dat kon wellicht wel, dacht hij. Zo geschiedde. “Two eggs saussage” ontbijt en koffie, om dan met … drie in de bar van het hotel te kijken naar Brazilië-België. De ober kwam zo nu en dan eens vragen of we geen ijsthee meer moesten hebben en polste zo nu en dan even naar de score. De Belgen stonden snel voor en dus was het telkens “good for you” met een blik van “hoe kan een dwergland (dat zijn we in de ogen van de Canadezen eigenlijk wel) nu de grootste voetbalnatie ter wereld bedwingen”, duidelijk niet gehinderd door enige kennis van zaken. Dit beantwoordt meteen de vraag : “waar was je toen de Belgen in 2018 doorgingen naar de halve finales op het WK voetbal en Brazilië versloegen ?” Beter in een eenzame bar dus dan aan een bagageband, zoals bij de achtste finales.

Na de match meteen de wagen in en op verkenning naar de Banff Gondola (niet goed voor mijn hoogtevrees dus even passen), Lake Minnewanka (het grootste meer van Banff National Park waar je je echt als een “trapper” kan voelen) en Vermillion Lake (duizenden jaren bewoond geweest door fauna allerhande en door wat hier ook heet “aboriginals”). Gauw nog wat boodschappen in de stad en rond half zeven terug in Juniper. Diner om 7u30 opnieuw in de “Bistro”, simpelweg omdat de keuken er vrij licht is ten opzichte van wat je in dit land “normaal” voorgeschoteld krijgt. De bar sluit hier al om 10u30, dat is minder leuk nu de jetlag helemaal verdwenen is. En vooral omdat de oude Canadese whiskey hier wel best smaakt.

Zaterdag 7 juli

Ontbijt op de hotelkamer met zelfgemaakte “path coffee” en een pot yoghurt met aardbeien en crumble uit de supermarkt. Het weer oogt niet zo goed, dus snel de wagen in en op naar Lake Louise en Lake Moraine. De perfecte “tourist trap” : alle parkings bezet, 10 kilometer terugrijden, op een “overloop” parking gaan staan en 45 Canadese dollars betalen voor een shuttle (een autenthiek gele schoolbus) naar één meer, het Lake Moraine. Het meer ligt nogal wat bergop maar het zicht is magnifiek. Bergtoppen rondom, kleine gletsjer, en de turkoise kleur van het meer. De regendruppels en de dichttrekkende wolken namen we er tijdens onze wandeling bij. Niet zomaar een wandeling : een kronkelig en worteloverwoekerd pad tot aan de zachte watervalletjes op het einde van het meer. We weten nu heel goed hoe zo’n meer volloopt en vol blijft. Shuttle terug, auto in en terug naar Banff rond drie uur. Tijd dus nog om de “hot springs” te bezoeken (niet gelukt wegens alweer geen parkeerplaatsen vrij, een andere toeristenval) en ook even langs te gaan bij het Fairmont Banff Springs Hotel, een groot kasteel gebouwd door de Canadese Spoorwegen rond 1890. Een indrukwekkend gebouw dat Banff overheerst (ook vanuit onze hotelkamer in het landschap dominant te zien). Geen wonder dat we er ’s avonds tergkeerden voor het diner in het Italiaans restaurant Castello. Van waar zou die naam komen? Nota bene : Rigo doet zijn 40 minuten duurlopen om de twee dagen om de start van het voetbalseizoen goed aan te vatten, en we zijn al volop aan het plannen waar we dinsdag de halve finale van de Belgen gaan bekijken. Wordt wellicht in Clearwater maar dat … wordt vervolgd.

Zondag 8 juli

De Canadese keuken ? Ze doen in sommige restaurants hun best om de porties kleiner en gevarieerder te houden en “sharing food dishes” staan vaak op het menu en zijn in.  De cocktails variëren van echt slecht (in Calgary een Stampede proberen te drinken : Jack Daniels Sweet Bourbon, Worchestersauce, pili-pili, wat tomatensap, een spekreepje erin en een zoute rand : bwa !) tot normaal (in Jasper als apero voor het diner een echte James Bond Martini Dry shaken not sturred  met gin en olijfjes). Deze ochtend een Salmon Benny voor ontbijt (gepocheerde eieren, gekookte en geplette zalm en aardappelen -dat laatste lijkt hier wel het nationaal gerecht want je vindt het bij alles terug als “sidedish”), al iets normalers dan de mosselen met sinaasappelsaus en kappertjes gisteren in Castello.  Met een volle maag dus de wagen in voor de relatief lange trip naar Jasper. Onderweg tijd genomen voor een bezoek aan Peyto Lake (bergop en dat voel je op meer dan tweeduizend meter, en jàà dit klopt !) en aan de Athabasca Glacier (een gletsjer die in 1942 nog enkele kilomers lager lag en die hét levend bewijs is van de opwarming van de aarde : iemand moet de president van de Zuiderburen van Canada hier toch eens mee naar toe nemen…).

Rijden , rijden dan maar, 250 kilometer naar Jasper over éénvaksbanen langs de rivieren zoals de Saskatchewan, waar je maximaal 90 km/u mag en kan rijden. Aankomst in Jasper rond 4u en de lege benzinetank (Regular 95) vullen bij “Petrol Canada”. Met de benzine is het hier trouwens opletten geblazen. Benzinestations liggen hier vaak 300 kilometer van elkaar in dit Canadese achterland met amper een deftige mobiele connectie (met operator “Rogers” heb je al helemaal geen verbinding meer met het mobiele net : “’t was de Roger weer, zenne”). Check in bij de Lake Pyramid Resorts (kamers met een haardvuur, nu ja, één op elektriciteit, zo “fake” als wat) en we voelden ons helemaal klaar voor een portie sport : kayakken op het meer gedurende een uur (dat weegt op armen en schouders), uitgeregend geraken en dan zalig met twee in de “hot tub” buiten in dezelfde regen gaan zitten. Wat moet een mens meer hebben ? Bij het avondeten in het hotel toch nog een belangrijke vaststelling. Een foto van een beer konden we nog niet maken wegens “geen gezien”. Zeldzamer echter : we hebben een foto mogen maken van … Rigo en op WhatsApp zetten, jaja !

Maandag 9 juli

Wordt vervolgd, hadden we eergisteren al gezegd. Waar kijken we naar de Belgen op het WK in dit verre Westen ? Een grote stad vinden is de boodschap. Zelfs in onze stop vanavond in Valemount is de kans klein om een bar te vinden die de match rechtstreeks uitzendt. Het wordt dus Kamloops, in een bar genaamd Shark Club die op hun website expliciet adverteert dat alle WK matchen rechtstreeks uitgezonden worden.  Daarvoor zullen we morgenvroeg om 7u moeten vertrekken om dan meer dan 300 kilometer te rijden en er rond 10u30 te geraken. “Bon”, voor een halve finale met de Belgen op het WK voetbal heeft een mens al iets over.

Het allerbelangrijkste nieuws van vandaag moet nog komen, lees zeker dus aandachtig verder ! Het ontbijt nuttigden we in Jasper city, in de oude saloon George’s recht tegenover het station (daar rijden constant ellenlange goederentreinen door). Koffie, fruitsap, pannekoeken, eieren en saussage, meer Noord-Amerikaans kan niet. Op naar het Beauvert Lake, gelegen in een mooie resort met golfterrein en al, net naast de  Athabasca -rivier. Eerst een uur met de kano op het meer rondvaren (met z’n allen in een kano en elk een peddel, en toch gelukt, echt waar), dan een ice-tea in de immense bar van het resort, en tenslotte… mountainbike. Met drie de bossen in, bergop, bergaf, hijgend, duwend, starend naar de moeilijke smalle paadjes om door te rijden, reuzekeien en takken op de weg, geen aandacht voor het dichte omliggende bos, met Rigo op kop en … plots niet meer. Hij was omgekeerd en stilletjes terug naar ons gereden : “bear warning”. Rigo stond plots oog in oog met een stevige en nieuwsgierige zwarte beer. Omkeren en mama en papa waarschuwen, die laatste heeft zijn fiets nog nooit zo snel gekeerd in zijn leven !  Onderweg heeft Rigo nog een Aziatische man op dezelfde weg gewaarschuwd, maar die begreep er blijkbaar niet veel van. Die beer zal zeker gedacht hebben : “Vanavond eten we Chinees”… Op weg naar Valemount was dit uiteraard het gespreksonderwerp van de dag, met alle grappen en (bere)grollen vandien. Enfin, een verhaal dat nog wel wat zal aanzwellen als hij het veel later ooit vertelt aan zijn kleinkinderen : 2K18 or The Fabolous Adventures of Biker Rigo in the Canadian Far West. Valemount is een “gat” met amper enkele hoofdstraten en we logeren in een echt motel in alle betekenissen van het woord : parking voor de deur, alles op het gelijkvloers, wel een ruime kamer met drie Queen-size bedden en zelfs een kamertje en bed apart. Gauw wat inkopen doen (in de kleine lokale supermarkt Iga) en dan sport en douche. Laatste opdracht van de dag : waar eet je nu “in the middle of nowhere” ? Wel, op het einde van één van de straten,vlakbij de overweg,  staat hier de Caribu Steak & Grill. Reservaties nemen ze er niet, wegens te populair. Wij gingen er omstreeks 18u45 naartoe, mochten een kwartier wachten en dan genieten van een Alberta Certified Meat Pepper Steak (alhoewel je hier in British Colombia bent). Snel terug naar het motel. Naast ons logeren ook Vlamingen, wellicht geboekt via D&D Holidays… Hoe beland je anders hier ?

Dinsdag 10 juli

Tja, die vraag opnieuw : “Waar was je toen de Belgen de halve finales speelden tegen Frankrijk op het WK in Rusland ?”. We zijn er moeten voor opstaan om 6u45 en 320 kilometer ver rijden om in Kamloops (toch een stad van meer dan 100.000 inwoners) te gaan kijken. Met de wagen door druilerig weer op eenzame wegen gedurende 3 uur en een half. In Kamloops meteen naar de Shark Club, maar dat viel tegen : in British Columbia (BC, de Canadese provincie waar we nu zijn) moet je 19 jaar oud zijn om een “sports bar” binnen te mogen. Rigo was er niet graag bij en “oei oei”, daar heeft hij de hele dag mopjes moeten over horen.… Dan maar een andere plek gezocht en gelukkig dichtbij gevonden. Moxie’s is eigenlijk een “grill house” maar voor de gelegenheid en het WK deden ze wat vroeger open. Over de match zullen we maar zwijgen, daar zullen in België de kranten wel vol van staan met “deskundige” commentaar van zowat iedereen. Na de wedstrijd opnieuw de Kia in en nog eens 2 uur en een half rijden (laatste uur heeft mama gereden met Rigo nog steeds als navigator) -vooral met highways die stijl op en vooral af gingen- naar de Mt.Woodside Bed & Breakfast in Agassiz, al wat dichter bij Vancouver. Een arche-typische B&B : twee kamers (dus het kot voor ons alleen), privé parking, gepersonaliseerd onthaal door eigenaar Logan en zijn hond Sacha, weer de nep elektrische haardvuren in de kamer, open haard in de ruime gezamelijke living, top ! Na enig opfriswerk monter naar het Harrisson Lake (daaruit ontspringt de Harrisson rivier -en borrelen de Harrisson Hot Springs– die iets verder al uitmondt in de Fraser rivier, die hier het landschap zwaar doorklieft en die we onderweg vandaag de hele tijd gevolgd hebben). Canada heeft veel rivieren, me dunkt. Als ge die op uw examen aardrijkskunde allemaal zou moeten opsommen, “bonne chance”. De omgeving van het Harrisson Lake doet wel wat denken aan het Duitse Zwarte Woud, en dus besloten we schnitzel te gaan eten in het Black Forest restaurant met zicht op het meer en op een aflopend kunstenfestival aan de dijk. Het onthaal was Duits-Canadees, de porties ook. Daarna competitief poolen aan de gezellig brandende haard, waarbij de definitie van deze sport duidelijk werd :  “Poolen is een sport van één tegen twee waarbij hij wint die in zijn leven het meest op café gezeten heeft”.  Vermits deze sport veel oefening vergt, kregen we er plots twee kanshebbers voor de uitspraak van de vakantie bij. “We hadden die tafel toch moeten kopen” (Rigo doelend op de nieuwe eettafel die papa wou kopen bij de vernieuwing van de living dit jaar, en die een verborgen pooltafel had – maar mama was geen voorstander) en “Gebruik uw fysica, jongen” (mama die naar het poolen zat te kijken, Rigo enthousiast kwam helpen maar toch merkte dat toegepaste fysica al iets lastiger is – gediplomeerde filosofen zijn daar beter in, haha).

Woensdag 11 juli

Van de Vlaamse feestdag is hier alvast niets te merken. We beginnen de ochtend zoals steeds, met de reisblog terwijl twee derden van het reisgezelschap nog slapen. Gezond en lokaal ontbijt in deze zeer rustige B&B op de top van een steile heuvel (met een mountainbike geraak je hier niet boven) en hup naar Bridal Falls, waar ons de eerste klimwandeling van de dag wachtte. Met de wagen verder richting Vancouver. Dat merk je aan de autosnelwegen die alsmaar dichter slibben. Vancouver is een grote metropool met veel uithoeken en veel oppervlakte, in ons aanvoelen vergelijkbaar met het uitgestrekte Los Angeles. Onze autosnelweg eindigde vandaag in Tsawwassen, een kustgemeente in de Delta omgeving (dat is het ietwat grotere stadsgebied). De Tsawwassen Coast Inn is het zeer USA aandoende hotel voor deze Vlaamse feestdag : grote kamers, lange gangen en laagbouw. De grens met de USA is vlakbij en het is alsof hier tussen Canada en de USA geen grens ligt. In Tsawwassen staat het vol totems die herinneren aan de “roots” van de streek, en vanop een “viewpoint” langs de kust heb je een mooi zicht op Vancouver Harbour, waar we morgen de ferry gaan nemen naar Vancouver Island. Van het hoge viewpoint kan je de trappen af naar het strand. Naar beneden is lang maar lukt zonder hijgen, terug naar boven niet. Onze tweede klimwandeling van de dag. De kust moet je hier heel letterlijk nemen. Enkel strand, geen horeca, geen campings : simpelweg een uitgestrekt natuurpark met heel hoge boetes voor wie hier ook maar één vogel, tak of golf stoort… In het hotel klaarmaken voor een duurloop (in deze vierkant draaiende straten loop je gegarandeerd verloren, dat deden Rigo en ik dan ook) en achteraf naast het hotel Browns Social House”opzoeken. Hamburger en “Fish & Chips” tussen de vele televisieschermen met sportactualiteit en -hoogtepunten, en een luide beat uit de boxen. Een echte bar die naam waardig, “o yeah”! Terwijl twee derden van het gezelschap gaat slapen, kan ik het niet laten terug te keren naar de bar om -bij een groot glas Canadese Pinot Gris Cedar Creek uit British Columbia- deze blog af te werken… De cirkel van de dag is rond.

Donderdag 12 juli

Rustig wakker worden, relax inpakken, zeer licht ontbijt in de Tsawwassen Inn, de wagen op de ferry Spirit of British Columbia rijden en een klein anderhalf uur varen naar Swartzbay, vlakbij Victoria (de naam van de politieke hoofdstad van de provincie Britisch Columbia), op Vancouver Island. Nu ja, eiland ? Redelijk groot dus, zowat een vijfde van het UK. Om in Victoria te geraken moesten we met de reuze-ferryboot varen langs de vele eilanden die hier voor de kust van Vancouver liggen. Dat liet ons mooie landschappen zien, die bijna allemaal met hun fauna en flora van overheidswege beschermd zijn. Van Victoria dadelijk doorrijden naar Sooke (wel een tussenstop voor Regular 95 benzine) op vervelende wegen : tweevaksbanen met heel veel kruispunten en rode lichten. Dat gaat dus traag vooruit. In Sooke inchecken in het prestigieuze Prestige Oceanfront Resort, een tophotel alweer, gelegen in een prachtige “marina” waar de dikke “harbour seals” -zeehonden die zich ophouden in haventjes en leven van wat vissers als overschot terug in het water gooien- de toeristen bezig houden. Driemaal pech om de walvissen of orca’s te gaan spotten vanop zee. Alles is volgeboekt voor vandaag en de volgende ochtend (een toer duurt tussen 3 en 4 uur) en in de namiddag morgen gaan varen is geen optie omdat we de ferry moeten halen om 16u in Nanaimo, en dat is bijna 2 uur rijden van waar we zitten. Nog even op en af rijden naar Otter Point, en ‘s avonds een lekkere “Fishers Bowl” gaan eten in de West Coast Grill met zicht op de uitlopers van de Stille Oceaan. Dat heet vakantie.

Aha, nog twee kandidaturen binnengekregen voor de uitspraak van de vakantie. De eerste van Rigo : “Awel, neemt ge u(w) pillen nog?” als droog antwoord (een soort Alwientje humor) op de bemerking van Jelto vanuit Thailand via Whatsapp dat Rigo (en ik citeer) “zich nekeer wat meer mag laten horen in dit sociale familie Poté-gebeuren”. “He’s back” zei Dieuwertje op Whatsapp. “Indeed”. De tweede van mama. Onderweg naar Sooke moest plots de radio stiller omdat ze toch eens iets wou vertellen dat interessant was. Ik had net een volle teug water in de mond en mama begon : “Ge weet, toen we in de Mocky Rountains waren…”. Ik heb het venster van onze wagen moeten opendoen om in volle verkeer het van het lachen uit te proesten, en Rigo vanzelfsprekend ook, al had die net geen water gedronken. De rest van het verhaal ging over herten, maar dat is in deze context volstrekt on-be-lang-rijk… Aan de lezers van deze reisblogs om ons tegen onze thuiskomst mee te delen wat zij de enige echte uitspraak van deze reis vinden. Nog niets zeggen : er kunnen nog andere uitspraken bijkomen! “Still some days to go”. Maar begin alvast na te denken.

Vrijdag 13 juli

Geen “whale sighting” dus uitslapen. Koffie en diverse ontbijten op het terras van het hotel in de zeelucht en de zon op een staalblauwe hemel : “Traditional”, “Mushroom Omelette”, en” Power” (dat is granen en yoghurt).  Dan starten aan een “road and boat” trip. Eerst met de Kia naar Victoria, de hoofdstad van British Columbia. Een aangename stad met veel bloemen die wat aan sommige Engelse kustplaatsjes doet denken. Auto achter laten in de parkeertoren  naast de “City Hall” (die bestaat hier ook) en het wandelpad door het oude stadsgedeelte en de oude haven volgen. Achtereenvolgens zagen we de “harbor airport” -met enkel watervliegtuigen die op en aan vliegen, en dit midden in de stad- , het parlementsgebouw, en het “British Columbia Historic Museum”, omringd door vele totems die nu een tribuut zijn aan wat hier de “oude volken” heet, de oorspronkelijke indianenstammen wiens land genadeloos door de Britse kolonisten werd ingenomen en bezet. Hier zie je maar pas wat een dominant volk Europeanen altijd zijn geweest. Zonder scrupules werd onze taal, onze godsdienst en ons recht opgelegd. Vermits de oude volken het begrip eigendom niet kenden (voor hen was alles gemeenschappelijke natuur) konden de vreemde ontdekkingsreizigers dit begrip gewoon invoeren en alles claimen wat voor de oude volken natuur(lijk) was. Van Victoria naar Nanaimo om het tweede stuk van de dag, de “boat trip” aan te vatten. De weg naar Nanaimo is ongeveer 100 kilometer, maar je komt er met de wagen moeilijk vooruit wegens files, kruispunten met verkeerslichten (ontelbaar!), tweevakswegen, wegenwerken (“constructions” kunnen ze door het weer hier niet doen tijdens de wintermaanden), snelheidsbeperkingen, voorzieningen voor fietsers (die mogen de autosnelweg gebruiken, dat is toch even raar opkijken)  en dergelijke meer. De N-VA van Halle moet hier dringend aan politiek komen doen om dit allemaal aan te klagen en nooit te kunnen oplossen ! “Soit”, de ferry (deze keer een kleinere met de welluidende naam Queen of Cowichan) op met een hartige “cheese dog” (dat is een hotdog met kaas) en afmeren in Horseshoe Bay op een twintigtal kilometer van Vancouver Downtown. Het Blue Hotel is grote klasse midden in Vancouver-stad vlakbij het stadion van de Vancouver Whitecaps FC (alweer op het conto te schijven van D&D Holidays), douchen en in de schaduw van het stadion “spear ribs with BBQ sauce” gaan eten bij Bogart’s. Ondertussen was het tien uur en tijd om te gaan slapen, “Youtuben” of een blog te schrijven in de bruine Back Forty kroeg op Robson Street, met een grijze baard van twee weken oud. “My kind of life”.

Zaterdag 14 juli(((((

Om zeven uur al opstaan want… de Belgen spelen voor de derde plaats op het WK ! Vermits er in de buurt geen deftige bar open is die de match uitzendt en het hotel noch over een restaurant of bar beschikt (met alle restaurants en cafés hier in de directe omgeving niet verwonderlijk) kijken we vanuit bed met een koffie en “chocolate bar”. De Belgen wasten het Engels varkentje met 2-0 en mama deed wat was in het hotel. Na bijna veertien dagen toch wel nodig. Rigo was deze nacht wat ziekjes, buikloop wellicht door een verkeerd broodje kip aan de terminal van de ferry. Daardoor miste hij ook de match. Mama en ik gingen wel ontbijten in het hotel, het beste ontbijt van de reis met allerhande ochtendhapjes en morgenhapjes. Knap : ze kennen hier dus ochtendgastronomie.  De wagen dan in naar Richmond (bleke Rigo was weer mee), de oude vissershaven van Vancouver bezoeken, nu een toeristische attractie met heimwee naar de “fish sticks” en sardienen die hier in fabrieksloodsen ingepakt werden, en die de dag van vandaag gewoon worden geprepareerd en ingepakt op de boot. De impact van een combinatie van technologie en scheikunde. De haven is nu allemaal duur “real estate” geworden met zicht op de Pacific. Vandaar naar Stanley  Park aan de rand van Vancouver downtown, waar we de plaatselijke otterfamilie konden observeren en ook een uitstervend meer dat weer gaat opgelapt worden en waarbij de lokale meerderheid in de stadsraad van Vancouver eco-specialisten gevraagd heeft om voor oplossingen te zoeken en die uit te voeren. Deze specialisten worden op plaatselijke sociale media niet in vraag gesteld, wegens deskundig en opgeleid in hun vak… Auto inleveren op een bizarre plaats, naast een Cruise Terminal in het midden van de stad, met een supergroot cruise-schip Nieuw Amsterdam vlak naast ons. We hebben ondertussen onze blauwe Capitool reisgids van Canada (een vaderdagsgeschenk van de kinderen) aan trouw onderzoek onderworpen en de beste suggestie voor het diner was Diva At The Met (“executive chef” Ken Galley in de keuken) op Howestreet, op wandelafstand van het hotel. Wie hier ooit komt, moet zeker de Lobster Gnocchi bestellen, succulent. Nog wat filosoferen aan tafel over onafhankelijkheid bij meerderjarigheid en de verantwoordelijkheden die ermee gepaard gaan, dat hoort er nu eenmaal bij. Op tijd  in bed voor minstens twee derden van het gezelschap. We hebben ondertussen in supermarkt London Drugs genoeg gekocht om morgen te kunnen overleven op zee. We moeten er wel om 7u voor opstaan en het wordt een dagvullend programma. Daarover morgen meer, in de laatste blog -of “sprekend ontbijtverhaal” voor sommigen- van deze Canada Chronicles.

Zondag 15 juli

Het einde van deze reisblogs, echter niet zonder het verhaal van de laatste dag voor de vluchten terug naar België. Een interessante dag. Zoals geschreven, om 7 uur opstaan en iets later de shuttle nemen naar Fisherman’s Wharf, in Steveston, de havenwijk van Richmond. Richmond is een stad van 120.000 inwoners ten westen van Vancouver, waar de Fraser rivier uitmondt in zee. De stad is voor 60 procent bewoond door Chinezen die eind jaren negentig naar hier kwamen uit… Hong-Kong, omdat ze daar de aankomende regime-wissel van het Verenigd Koninkrijk naar China niet vertrouwden. Raar verhaal. We waren daar gisteren al geweest met de wagen om onze attractie van vandaag op tijd te boeken : een bootocht om walvissen en orca’s te gaan bekijken op volle zee, in de Straat van Georgia. Aangekleed met gele jekkers en bijhorende broeken als echte zeelui de speedboat op, een geel monster met twee maal 150 PK aan motoren en een 30 tal opvarenden. De tocht duurt vrij lang, zo’n 4,5 uren, en voert langs Vancouver Island en vele andere eilanden en landtongen. Onderweg zagen we een school “Southern Resident Killer Whales”, waarvan men maar pas recent weet dat ze enkel op zalm jagen en niets anders eten (ook geen zeehondjes). Deze soort orca is met uitsterven bedreigd : er zijn er maar zo’n tachtig nog in leven. Dus kregen we de goede raad van captain Mike en gids-naturalist Andy (een dame) om geen “farmed salmon” te eten op restaurant, vermits de kwekers van deze industriële zalmen de natuurlijke habitat van deze orca’s bezoedelen en vergiftigen met detergenten. Op de open zee zagen we daarna ook nog “Humpback Whales” vrolijk plonzen en water uitspuiten. Mama heeft dit iets wat minder bewust meegemaakt, wegens misselijke zeeziekte. Rigo had de dag tevoren nog gezegd dat hij volgend jaar nog mee zou gaan op vakantie indien we een cruise zouden maken. “Die cruise kunnen we nu wel vergeten” werd uiteraard meteen ook een kandidaat voor de uitspraak van de vakantie. Rond halftwee nog wat rondkuieren op Fisherman’s Wharf, daar souvenirs kopen, en de shuttle terug naar Downtown Vancouver. We hadden nog ruim tijd voor een wandeling rond het gigantische “Stadium” van deze stad die in 2010 ook al de Olympische Winterspelen organiseerde. Vancouver heeft gebouwen met een eigen architectuur, allemaal groot en hoog. Hier kijken ze niet op een “mall” (shopping center), wolkenkrabber of stadion meer of minder. Het motto is “vooruitgang en groei” en niks houdt dit hier tegen, en al zeker geen politieke bemoeienissen of actiecomités. “Happy hour” was aangebroken : vlug dus op een groen en zonnig terras voor een leuke “beer pairing”. Dageraad-pils is gebrouwen volgens Belgische regels in BC Canada… Voor beelmateriaal moeten jullie, zoals steeds, op Watsapp kijken. De laatste avond breekt aan. Die brengen we door in restaurant Lupo, ook een aanrader uit onze Capitool reisgids. Memorabele ervaring, met echt wel lekkere gerechten (onder andere de perfecte “linguini vongole al dente”), attente bediening en mooi kader. Echter, met een Chinese boerenfamilie naast ons (slurpen, zichzelf bedienen, “maschen” : Alwientje had hier buitengelopen), aan een andere tafel drie dames aan het kaarten tijdens de maaltijd en voor ons een Indisch type dat gewoon zijn servet volsnuit, wordt het iets anders. Gelukkig zijn we op vakantie en in plaats van ons te enerveren kunnen we er om lachen. “Op vakantie”… het verhaaltje hier is uit. Iedereen in België goedemorgen gewenst. Dinsdag zien jullie ons terug in eigen land.

 

  • THE END –